
Een icoon. Dat is de Mini Cooper. De John Cooper Works-uitvoering is dat wellicht des te meer. Met een racegeschiedenis waar je “u” tegen zegt. De nieuwste uitvoering heeft, behalve die geschiedenis, ook styling waar een dreumes van zou moeten huilen. Zo agressief ziet hij eruit. Rijdt hij ook zo? Dat gaan we ondervinden.
Sterke punten: | Zwakke punten: |
+ verbruik | – Geen handbak |
+ gadgets | – passagiersgevoel op de bestuurdersstoel |
+ afwerking | – praktische ruimte |

Wat is de Mini Cooper John Cooper Works
Simpel gezegd is het het sportiefste paard van stal. De typerende Engelse hot hatch, ook al is die tegenwoordig Duits, omdat de merknaam “Mini” natuurlijk van BMW is. Sportiviteit komt, net zoals de merknaam, in een klassiek pakket. Dat betekent een viercilindermotor die zijn paardenkrachten op de voorbanden loslaat. 231 van de meest verfijnde Duitse paarden, om precies te zijn. Die gaan gepaard met 380 Nm koppel. Door het gewicht van ruim 1300 kilogram is ’s werelds bekendste sprint over in 6,1 seconden.
Nu is dat echt wel indrukwekkend. Maar het betekent niet dat de nieuwste Mini Cooper JCW de snelste is. Die eer behoort nog altijd toe aan de GP-versie van de gelijknamige auto. Om goed te begrijpen waarom de naam “John Cooper” zo belangrijk is voor Mini, nemen we u even mee naar het verleden.
In de jaren ’50 bouwde John Cooper raceauto’s met de motor niet voorin, maar achterin. Een schokkende keuze die iedereen eerst belachelijk vond – tot zijn auto’s twee wereldtitels wonnen, met Jack Brabham achter het stuur. Ineens moest de hele Formule 1 ‘het briljante idee’ overnemen. Want zo werkt dat.
Cooper zag de Mini en dacht: “Dit kan sneller.” En zo geschiedde. De beste man was bevriend met de originele ontwerper van de Austin Mini, Alec Issigonis. Om die reden was het makkelijk binnenkomen voor John. Dankzij Cooper kreeg de Austin een pittigere motor en betere remmen, waarna de Mini Monte Carlo-rally’s begon te winnen, terwijl duurdere sportwagens hun ego’s moesten likken.
Kort gezegd: John Cooper was de autosport-hipster die alles cool maakte voordat het mainstream werd. Vanwege het succes dat hij gebracht heeft, had BMW Group maar één keuze toen ze een naam zochten voor hun hot hatchback.

Hoe rijdt de Mini Cooper JCW
De sportieve Mini’s uit het verleden werden maar al te vaak vergeleken met een kart. Omdat dat prima marketing is voor een sportieve hatchback, gebruikt het merk het nog steeds. Blader je door de website van Mini, dan zie je die slogan ook terugkomen. Neem plaats in de comfortabele doch ondersteunende stoelen en kijk uit op het typerende, dikke stuur.
Om de Mini thuis te krijgen is het een rit van zo’n 150 kilometer voor mij. Gezien dat dat toch al een afstand is, kun je net zo goed een omweg nemen. We besloten door de Veluwe te rijden, met als einddoel de uitkijktoren van Posbank. Dat plan viel in duigen zodra we het bordje zagen dat het gebied een stiltegebied is. En dus niet geschikt voor luidruchtige Mini’s met een turbo en een centrale dikke uitlaat. Afijn, door naar plan B: Luxemburg.


Dat vereist snelweg. En de snelweg is gelijk opvallend. Daar is de Mini rustig en comfortabel, niet anders om te rijden dan een hybride. Als je de switch maakt naar de rijmodus “Green”, is hij ook nog uitermate zuinig. Met cruisecontrol aan, voor de meest betrouwbare uitslagen, hebben we gemiddeld 1 op 18,3 gereden. Vele malen meer dan het door Mini geclaimde 1 op 13,5. Al zijn die cijfers bereikt in WLTP-tests, én zijn het gemiddelden.
Behalve zuinig rijdt de Mini JCW ook verrassend comfortabel. Via de “Experiences”-knop op het dashboard schakel je naar één van de verscheidene rijmodi. De meeste daarvan zijn overigens niet enorm bruikbaar. We blijven bij de standen die daadwerkelijk iets van nut hebben voor onze rit.



Core is de meest gangbare modus. Daar start de auto in op, en eigenlijk voldoet die ook prima voor je normale rit. De eerder genoemde Green is de prettigste op de snelweg: de auto schakelt iets eerder op en rijdt zuiniger. De modus waar Mini het meest trots op is, is de sportiefste stand: Go-Kart. Het merk benadrukt graag hoe hun auto’s reageren als een kart, vandaar de speels benoemde rijmodus.
In werkelijkheid merken we in Go-Kart-modus voornamelijk veel speakergeluid. Een synthetische versie van het motorgeluid, schakelgeluiden en meer wordt door het Harman Kardon-audiosysteem gepompt. Daarbij moeten we toegeven dat het een excellent systeem is voor je audio. Maar als toevoeging voor je rijervaring laat het je maar schraal achter.
Eenmaal in de heuvels van Luxemburg kunnen we het chassis van de Mini goed aan de tand voelen. Deze wegen zouden daar perfect voor moeten zijn. En dat is het ook! Het chassis is onmogelijk te verrassen. Te allen tijde, ongeacht je input, blijft het gecontroleerd en in balans. Dat maakt het plaatsen op de weg prettiger en consequenter. Koppel dat aan het lekker dikke vermogen en je vliegt bijna over de heuvels.
Het gewicht dat de elektrische stuurbekrachtiging biedt, draagt daar ook aan bij. Echt veel feedback heb je niet – dat zijn we ondertussen gewend – maar door het aanwezige gewicht voelt de auto wel solide in zijn bewegingen. Net zo solide als de remmen. Die zijn krachtig genoeg om je gezicht te vervormen.


Een leuk testje lijkt op zijn plaats. Op warm asfalt accelereerden we door tot honderd kilometer per uur, waarna we de volledige capaciteit van de remmen gebruikten. Stilstand was na slechts 31 meter bereikt. U wilt context? Dat snappen we. Volgens het boekje moet een auto op droog wegdek na 50 meter tot stilstand komen met die snelheid. De Mini Cooper JCW slaat daar “even” negentien meter vanaf.
Hier worden we blij van
Het verbruik is al gedeeltelijk genoemd. Logischerwijs verbruik je meer natuurlijke vloeistoffen naarmate je sneller rijdt. Maar zelfs dan is het ons nooit gelukt om onder een gemiddelde van 1 op 10 uit te komen. Voor een auto zo capabel als de JCW is dat serieus indrukwekkend.

Sommige gadgets en gimmicks in de Mini zagen we niet heel lang geleden voor het eerst in extreem dure BMW’s. Mooi om te zien hoe snel die technologie zich heeft voortgeplant. Denk bijvoorbeeld aan volledig automatisch inparkeren. Maar dat kunnen meer auto’s tegenwoordig. Daardoor is het niet meer bijzonder. Mini doet daar een schepje bovenop: onze Mini kan tot maximaal 50 meter autonoom achteruitrijden. Handig voor als je bijvoorbeeld uit een krappe parkeergarage moet. Weet wel dat de auto enkel het exacte pad berijdt dat jij als bestuurder gebruikt hebt om ergens in te rijden. Als er iets veranderd is – een geparkeerde auto bijvoorbeeld – dan kan hij wel remmen, maar er niet zelf omheen rijden.
Het woord “premium” wordt nogal vaak rondgeslingerd. Nu gaan we dat nog eens doen. Want zo voelt de Mini vanbinnen. Je vindt er fijne materialen, maar ook een slim gebruik van “normale” materialen. Waar andere fabrikanten makkelijk kiezen voor plastic, heeft Mini ervoor gekozen om stof te gebruiken op het dashboard. Klinkt simpel, dat is het ook, maar het effect is groot – en daardoor voelt het duur. Een ander voorbeeld is de projector op het dashboard die een geinige sfeerverlichting bij je voorruit projecteert. Het geheel voelt gewoon duur aan.


Dingen waar we niet blij van worden
We hadden het al over het synthetische motor- en versnellingsbakgeluid. Samen met andere dingen draagt dat bij aan iets dat je eigenlijk nooit wilt zien in een hot hatch: een zekere afstandelijkheid. Tijdens het rijden met de Mini voel je je met tijden meer passagier dan bestuurder.
Het woord “capabel” is al vaker gebruikt in deze rijtest. Dat is het beste woord om de Mini te omschrijven. Echt leuk is hij helaas niet – in elk geval niet zo leuk als je hoopt of verwacht van een hete hatchback.
De keuze die Mini gemaakt heeft om de Mini’s – en zeker de JCW-versie – zonder handgeschakelde versnellingsbak te leveren, is er een die we niet begrijpen. Het draagt bij aan het gebrek aan controle dat je voelt in de auto. In elk geval had het de auto leuker gemaakt. Al zal ik, koppig als ik ben, toegeven dat de automatische zeventraps eenheid die nu geplaatst is boterzacht is en goed zijn werk doet. Maar is dat wat je wil? Een sportieve auto met een boterzachte versnellingsbak? Dat denken wij ook niet.


Iets dat je gewoon op je sokken aan kunt voelen, is dat een Mini Cooper niet erg praktisch is. De achterbank had net zo goed niet bestaand kunnen zijn en de kofferruimte biedt niet genoeg plek voor een kratje bier en een boodschappentas. We gaan er niet te veel woorden aan vuil maken, maar in z’n segment zijn er ruimere auto’s beschikbaar. Een keuze die de consument moet maken en accepteren.
Krijg je waar voor je geld?
Om die vraag te beantwoorden moeten we natuurlijk weten wat de testauto kost. € 57.519,- is de prijs van “onze” Mini. Op het gebied van luxe zit het echt wel snor. Naast de genoemde autonome rijfuncties krijg je een massagefunctie op je bestuurdersstoel – niet de beste, maar wel een prettige. Het Harman Kardon-audiosysteem, net zoals de bekende scherm- en cameratechnologie uit de BMW Group, werkt ook hier uitmuntend.
Al die fijne gadgets nemen niet weg dat het een gigantische hoeveelheid geld is. Belangrijker dan dat: voor dat geld zijn er auto’s die meer bieden voor mensen die maar één auto hebben. Dat maakt het toch een luxeproduct – een extra auto voor de fijne weekendritjes. Het probleem daarmee is dat er voor dat doeleinde leukere auto’s op de markt zijn.

Conclusie Mini Cooper John Cooper Works
Een hete hatchback is van oudsher iets waar je voor kiest als je van een potje sturen houdt. Bij Mini is de keuze gemaakt om te focussen op rondetijden in plaats van puur rijdersgenot. Daar gaan we, gezien de agressieve styling, maar van uit. De spoilers, splitters, diffusers en het trekkoord aan de voorkant werken daar allemaal aan mee.
De auto is dan ook meer dan capabel genoeg om mee te nemen naar een circuit – laat daar geen twijfel over bestaan. Het blijft echter een lastige verantwoording om ruim 57.000 euro te betalen voor een auto waar je wellicht twee keer mee het circuit op gaat, wetende dat er voor de rest van de tijd betere, fijnere en goedkopere opties op de markt zijn.