Door de jaren heen is Alfa Romeo meer geworden dan een automerk. Het is een cultureel fenomeen, een symbool van Italiaanse passie en koppigheid, en soms ook een oefening in geduld. Wie een Alfa koopt, stapt niet zomaar in een auto, maar in een verhaal vol hoogte- en dieptepunten.
De geboorte van een icoon
Het verhaal begint in 1910, in Milaan. Daar werd “Anonima Lombarda Fabbrica Automobi”(ALFA) opgericht door een groep investeerders die droomden van Italiaanse auto’s met internationale allure. Zou je die naam overigens vertalen naar Nederlands, dan staat er: Naamloze Vennootschap voor Automobielfabricage uit Lombardije. Nóg een teken dat Italiaans een veel mooiere taal is. In 1915 nam ingenieur en ondernemer Nicola Romeo het bedrijf over. Zijn naam werd toegevoegd aan het merk en Alfa Romeo was geboren.
Vanaf het begin combineerde het merk techniek met esthetiek. Auto’s als de 6C 1750 en 8C 2300 zetten in de jaren twintig en dertig de toon op zowel de weg als het circuit. Ze belichaamden wat later de essentie van het merk zou worden: schoonheid, snelheid en een zekere dramatiek. Alfa’s reden niet alleen, ze lééfden – soms met de temperamentvolle onvoorspelbaarheid die daar onvermijdelijk bij hoorde.
Glorie op de circuits
Alfa Romeo maakte naam in de autosport lang voordat Ferrari dat deed. Coureurs als Tazio Nuvolari en Giuseppe Campari domineerden in de jaren dertig races als de Mille Miglia en de Targa Florio. Na de oorlog keerde het merk terug met een nieuw wapen: de Alfa 158 “Alfetta”, waarmee Nino Farina in 1950 de allereerste Formule 1-race won. Een jaar later pakte Juan Manuel Fangio er het wereldkampioenschap mee.
Het klavertjevier-logo, de Quadrifoglio, groeide uit tot een symbool van succes. Oorspronkelijk was het een persoonlijke geluksbrenger van coureur Ugo Sivocci, die het klavertje schilderde op zijn raceauto en prompt won. Toen hij kort daarna verongelukte in een auto zonder het symbool, was de mythe geboren. Sindsdien is het klavertje een vast onderdeel van Alfa’s sportieve identiteit.
Zoals in veel Italiaanse verhalen volgde de glorie onvermijdelijk door periodes van crisis. Financiële tegenslag, technische problemen en wisselende eigenaren zorgden ervoor dat Alfa’s succes even grillig werd als hun karakter. Toch bleef het merk overeind, telkens weer dankzij zijn unieke mengsel van charme en technische ambitie.
/
De ziel: de Busso V6
In de jaren zeventig gaf ingenieur Giuseppe Busso Alfa Romeo zijn beroemdste hartslag. Zijn 60-graden V6, ontwikkeld in 1979, werd later bekend als de Busso-motor – een technisch meesterwerk dat uitgroeide tot een icoon.
De motor, herkenbaar aan zijn glimmende inlaatbogen, leverde niet alleen prestaties maar ook karakter. Waar andere fabrikanten hun motoren verfijnden tot stilte, koos Busso voor muzikaliteit. De klank van zijn V6 was warm, mechanisch en bijna emotioneel – een toon die zelfs bij stationair toerental kon ontroeren.
De Busso V6 werd gebruikt in modellen als de GTV6, 75, 164 en later de 156 GTA. Hij werd in 2005 voor het laatst geproduceerd, kort na het overlijden van Giuseppe Busso zelf. Toeval of niet: de man en zijn motor vertrokken samen.
De liefde en de vloek
De uitdrukking “eens een Alfa, altijd een Alfa” klinkt als marketing, maar is vooral een constatering. De aantrekkingskracht van het merk is moeilijk te verklaren, maar eenvoudig te voelen. Alfa’s waren vaak temperamentvol, soms onbetrouwbaar, maar altijd bijzonder.
De Giulia, Spider en 75 groeiden uit tot klassiekers niet omdat ze foutloos waren, maar juist omdat ze dat niet waren. Elke Alfa had een eigen karakter – een kwaliteit die in het tijdperk van digitale perfectie zeldzaam is geworden.
De komedie van de techniek
Alfa Romeo’s reputatie voor technische kuren is even bekend als zijn raceroem. Toch heeft het merk zich nooit laten leiden door rationaliteit. Alfa’s werden gebouwd met gevoel – en dat voel je, zowel in hun rijeigenschappen als in hun onderhoudskosten.
Een Alfa start niet altijd, maar wanneer hij het doet, klinkt hij alsof hij zich bewust is van het feit dat hij iets bijzonders is. Die emotie is precies waarom Alfisti, ondanks alles, trouw blijven aan het merk.
De erfenis
Vandaag de dag probeert Alfa Romeo opnieuw zijn identiteit te herdefiniëren. Modellen als de Giulia Quadrifoglio en Stelvio Quadrifoglio combineren moderne techniek met de oude Alfa-ziel. Hun V6 biturbo is ontwikkeld met hulp van Ferrari en wordt vaak gezien als een moderne echo van de Busso.
Alfa Romeo blijft een merk dat zijn geschiedenis niet ontkent. Het koestert zijn fouten net zozeer als zijn successen. En dat maakt het uniek: rationeel gezien is er geen reden om een Alfa te willen, maar emotioneel gezien geen reden om het niet te doen.
Met auto’s als de Tonale en de Junior probeert Alfa Romeo zijn traditionele waarden – design, rijdynamiek en emotie – te vertalen naar de toekomst. Helaas vertaald het vooralsnog vooral naar auto’s waarvan we vooral willen dat ze geweldig zijn. De Junior moest meer zijn dan de bekende naam: meer een knipoog naar het verleden, toen compacte Alfa’s als de GT Junior en Alfasud het merk bereikbaar én begeerlijk maakten. De Tonale
Er wordt belooft dat zelfs zonder verbrandingsmotor, een Alfa altijd als een Alfa Romeo zal blijven voelen. Of dat lukt, zal de tijd uitwijzen. Maar als de geschiedenis iets leert, dan is het dat Alfa Romeo altijd een manier vindt om te overleven, al is het met een traan in de ene ooghoek en een glimlach in de andere.







