
Met een ruime meerderheid heeft het Europees Parlement zoals verwacht ingestemd met een aanpassing van de CO₂-emissienormen voor nieuwe auto’s en bestelwagens. De kern van de wijziging: fabrikanten hoeven vanaf 2025 niet meer jaarlijks te voldoen aan de opgelegde emissiegrens, maar mogen hun prestaties middelen over een periode van drie jaar. Het doel blijft hetzelfde — 15 procent minder uitstoot ten opzichte van 2021 — maar de weg ernaartoe is flexibeler geworden.
Nieuwe meetmethode: middelen in plaats van jaar-op-jaar
De technische kern van de wijziging zit in de berekening van de emissies. Tot nu toe moesten autofabrikanten jaarlijks aantonen dat hun nieuw verkochte voertuigen voldeden aan de gestelde CO₂-doelen. Vanaf 2025 mogen ze hun uitstootcijfers over de jaren 2025, 2026 en 2027 middelen. Zo kunnen afwijkingen in een bepaald jaar worden gecompenseerd in een ander jaar waarin ze onder de doelstelling blijven.
De oorspronkelijke reductiedoelstelling blijft formeel intact: een vermindering van 15 procent in 2025 ten opzichte van het gemiddelde in 2021. Alleen het handhavingsmechanisme wordt aangepast. Volgens het Parlement helpt de aanpassing fabrikanten om “tijdelijke verstoringen in leveringen en productielijnen” op te vangen, zonder direct te worden geconfronteerd met sancties.
Ingezette koers: onderdeel van bredere strategie
De wijziging maakt deel uit van het bredere industriële actieplan van de Europese Commissie voor de autosector. De strategische dialoog hierover begon begin 2025, op initiatief van Commissievoorzitter Ursula von der Leyen. De maatregel werd met spoed in stemming gebracht en vervolgens door zowel het Parlement als de Raad goedgekeurd.
De Commissie stelt dat de Europese auto-industrie onder zware druk staat. Onder meer de opkomst van Chinese merken, wereldwijde verstoringen in acculeveringen en zorgen over concurrentiekracht spelen daarin een rol. Volgens de toelichting biedt de nieuwe aanpak fabrikanten “meer planningszekerheid en ruimte voor aanpassing aan technologische veranderingen”.
Verdeelde reacties: tussen steun en scepsis
De reacties op de nieuwe regels zijn verdeeld. De Europese autobranche, vertegenwoordigd door ACEA, reageerde positief. Volgens de organisatie helpt de wijziging fabrikanten die al stevig inzetten op elektrificatie, maar die door externe factoren hun uitstootdoelen tijdelijk niet halen.
Milieuorganisaties en progressieve fracties in het Parlement spreken van een “ontsporing van ambitie”. Volgens Transport & Environment geeft het middelen van CO₂-uitstoot juist ruimte voor fabrikanten om modellen met hogere uitstoot langer op de markt te houden. Ook wordt gevreesd dat de maatregel het signaal afgeeft dat de transitie naar elektrische mobiliteit minder urgent is dan eerder gecommuniceerd.
Gevolgen voor fabrikanten: wie wint, wie wacht?
De praktische gevolgen verschillen per fabrikant. Grote merken met een breed modellenpalet, zoals Volkswagen, Stellantis en Renault, kunnen dankzij het middelen strategischer plannen. Ze kunnen binnen dezelfde berekening sterk presterende EV-modellen combineren met traditionele verbrandingsmodellen.
Merken die achterlopen in elektrificatie — denk aan Nissan, Toyota, Suzuki of Subaru — krijgen met deze versoepeling de kans om sancties uit te stellen. Of dat ook leidt tot extra investeringen in EV’s, of juist tot uitstelgedrag, is op dit moment nog niet duidelijk.
Effect op EV-markt: onzeker signaal
De directe impact op de verkoop van elektrische auto’s is lastig te kwantificeren. De langetermijndoelstelling van de EU om vanaf 2035 alleen nog emissievrije nieuwe voertuigen toe te staan blijft ongewijzigd. Toch waarschuwen analisten dat de aanpassing het tempo van innovatie kan afremmen. Het beleid van de EU geeft immers ook de te volgen richting aan. Als die afezwakt wordt, dan zou dat tot afwachtend gedrag kunnen leiden, Niet alleen bij consumenten, maar ook bij de fabrikanten en investeerders.
Dit artikel verscheen als eerste op: evupdate.nl